Hoe meer nieuwe auto’s we rijden, hoe meer we beseffen dat ze in sommige gevallen ronduit irritant zijn. Hoe dat komt? ADAS. Een systeem dat veiligheid zou moeten waarborgen, maar in werkelijkheid een bron van irritatie is. Hoe het tot stand is gekomen, wat het doet en waarom het bestaat, lees je hier.

De bron van ADAS

Begrijp ons niet verkeerd: we houden van auto’s. Anders hadden we dit werk natuurlijk niet gedaan. De styling, kracht, rijervaring en natuurlijk de betrouwbaarheid die de moderne auto biedt—daar kunnen we van genieten. Maar er is één aspect dat simpelweg irritant is. En dat is niet eens de schuld van de fabrikanten.

ADAS staat voor Advanced Driver Assistance Systems. Het woord Assistance impliceert dat de systemen behulpzaam zijn. Veel van die systemen zijn dat ook. Andere daarentegen zijn obstructief, tot vervelends toe.

De oorsprong van ADAS ligt feitelijk in 1978. In dat jaar werd het eerste moderne ABS-systeem geproduceerd door Bosch en geïmplementeerd in een Mercedes-Benz S-Klasse. Het was een succes en later werd het door de Europese Unie verplicht gesteld voor alle autofabrikanten. Veertig jaar later zijn er ruim 300 miljoen ABS-systemen voor auto’s, motoren en zelfs fietsen geproduceerd.

De reden die de Europese Unie hiervoor geeft, is dat het zorgt voor een veiligere, efficiëntere en comfortabelere rit. Maar als dat zo zou zijn, waarom irriteer je je dan zo onmenselijk hard aan al die piepjes? Of schrik je je in sommige gevallen half dood wanneer een auto op een totaal normale manier achter je rijdt en niets verkeerds doet—alleen vanwege een plotselinge waarschuwingspiep?

Door de obsessie van de Europese Unie met veiligheid is op 6 juli 2022 besloten om deze systemen in alle nieuw ontworpen voertuigen in de EU verplicht te stellen. Dat betekent dat als een fabrikant na die datum een nieuw model wil uitbrengen, dat model moest voldoen aan de eisen van de Unie. Twee jaar later ging het verder en werd de maatregel ook verplicht voor alle bestaande modellen. Hierdoor moesten verscheidene fabrikanten haastig een facelift uitbrengen, ook als een auto daar eigenlijk nog niet klaar voor was. De Mitsubishi ASX is daar een goed voorbeeld van: het model was slechts één jaar op de markt toen het alweer terug naar de tekentafel moest.

Wat hoort er bij?

Je vraagt je vast af welke systemen allemaal onder de overkoepelende term ADAS vallen. Het is een uitgebreide lijst, waaronder de volgende systemen:

  • ABS (Anti-lock Braking System)
  • Adaptieve cruisecontrol (ACC)
  • Automatisch remsysteem (AEB)
  • Dodehoeksensor (BSM)
  • Parkeerassistent
  • Collision avoidance systems
  • 360-graden camera (nog niet verplicht, maar bijna elke auto heeft de capaciteit ervoor)

De meest vervelende systemen moeten nog komen: Driver Monitoring System (DMS), Traffic Sign Recognition (TSR) en Lane Keeping Assist (LKA). Op die laatste drie zoomen we even in.

Irritatiefactor

Waarom specifiek deze drie? Simpel: ze werken samen om het leven van de automobilist moeilijker te maken. Ze vereisen allemaal zeer nauwkeurige kalibratie, wat lastig en vooral enorm duur is om te perfectioneren.

Neem bijvoorbeeld Traffic Sign Recognition (TSR). Dit systeem is verplicht om je te waarschuwen bij het “overtreden” van de maximumsnelheid—zelfs al is het maar met 1 km/h. Hoe vaak rijd je exact de toegestane snelheid? Dit is ons punt. We roepen natuurlijk niemand op om massaal te hard te rijden, maar door het ontbreken van enige marge zit je opgescheept met constant gepiep en gebonk tijdens je rit.

Hetzelfde geldt voor Lane Keeping Assist (LKA), dat tegenstuurt wanneer je uitwijkt voor een onverwachte situatie op de weg. Als mens kun je daar rekening mee houden, maar de systemen en hun beperkingen dwingen je in extreme gevallen bijna tegen een voorligger aan.

En dan is er nog het Driver Monitoring System (DMS), dat blijft piepen op een overdreven harde toon wanneer de auto vindt dat je een pauze moet nemen—ook als je je prima voelt.

Menselijkheid mag terug in de auto

Het ergste dat er gebeurt als al deze “plezierdodende” systemen ontbreken, is dat we zelf weer beter moeten opletten. En als de menselijke factor weer terugkomt in het rijden in plaats van algoritmes en digitalisering, betekent dat heel concreet dat auto’s goedkoper, lichter en daardoor ook zuiniger worden.

De ontwikkeling van deze software kost autofabrikanten namelijk duizenden euro’s. En dan hebben we het nog niet eens over het onderhoud. Wat als een camera of sensor stukgaat?

Door al deze software, verplichtingen en regels wordt autorijden niet bepaald leuker. Toch blijft de auto een van de belangrijkste vervoersmiddelen in onze maatschappij—elektrisch of met een verbrandingsmotor. De reden is simpel: je huis voorziet in de meest basale behoeften, zoals onderdak en veiligheid. Je auto daarentegen zorgt ervoor dat je boodschappen kunt doen, sociale contacten kunt onderhouden, naar je werk kunt gaan, en ga zo maar door.

Bovendien is het niet zo dat automerken ongelukken en verkeersdoden willen. Neem Volvo, dat een nieuw AI-gestuurd systeem gebruikt om ongelukken te analyseren en de data in hun producten te verwerken. Dit toont aan—alsof je daar nog bewijs voor nodig had—dat bedrijven helemaal geen overheid nodig hebben om het beste met de consument voor te hebben.

Een mix van overheid en bedrijfsleven werkt zelden goed. Daarom hebben vrijwel alle fabrikanten manieren gevonden om de meest irritante systemen uit te schakelen. Gelukkig mag dat nog, zolang ze bij het herstarten van de motor weer inschakelen.

Mercedes, ooit pionier van het ABS-systeem, is ironisch genoeg nu ook een van de merken waar je ADAS het makkelijkst kunt uitschakelen. Een simpel icoontje linksboven in het infotainmentscherm volstaat om alle piepjes te dempen. Renault doet iets soortgelijks: bij hun nieuwste modellen hoef je slechts twee keer op een knop onder het stuur te drukken om alles uit te schakelen.

Hoe verder?

Voorlopig blijft de mens de belangrijkste factor in de auto. Maar we vrezen dat onze passie voor autorijden langzaam verdwijnt door al deze wetgeving. Alsof een trouwe non ineens besluit haar geloof af te zweren.

Een goed begin zou zijn om automobilisten beter op te leiden. Een bekwame bestuurder kan flexibel denken en anticiperen—iets wat een algoritme voorlopig nog niet kan. Dit zou autofabrikanten een hoop geld besparen. Auto’s blijven daardoor goedkoper, lichter én betrouwbaarder, omdat er minder technologie in zit die kan falen.

Met de huidige inflatie is dat iets waar we allemaal wel wat aan hebben.

Categorieën

0 REACTIES
Reageren

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *