De meest geweldige autofoto. Dat had ik in mijn hoofd. Maar met elke gereden kilometer sloeg de twijfel harder toe. Het plan dat eerst zo perfect leek, zat vol met gaten. In deze aflevering van autoverhalen: hoe een missie naar een geweldige autofoto bijna uitliep op een catastrofe.
Het plan
Waar vakanties altijd episch moesten zijn, moest onze huwelijksreis helemaal onvergetelijk worden. Het Zuidwesten van de Verenigde Staten is daar natuurlijk zeer geschikt voor: schitterende steden zoals San Francisco gecombineerd met de ruige natuur van Zion National Park en Monument Valley.
Natuurlijk zou niet zo maar elke huurauto volstaan op deze reis. Nee, het moest een Ford Mustang worden. Een blauwe. Kosten noch moeite werden gespaard, maar hij kwam er: een donkerblauwe Ford Mustang cabrio met een wit dakje, net nieuw. Mijn geluk kon niet op.
Mijn kersverse vrouw was nog nooit in dit gebied geweest, maar ik had er een paar jaar eerder al een rondreis gemaakt. Toen hadden we ruwweg dezelfde ronde gemaakt als nu, langs de vele hoogtepunten die Californië, Nevada en omliggende staten rijk zijn. Tijdens de rit naar Death Valley waren we toen gestopt bij een eenzaam benzinestation, dat uitkeek over de eindeloze leegte van de woestijn.
Dat wilde ik. Een foto van mij en mijn blauwe Mustang, bij dit benzinestation.
Het begin
We werden wakker in Lone Pine, Californië, het laatste stadje voordat je highway 395 verlaat om richting Death Valley te rijden. Na het ontbijt in het hotel hoefden we alleen maar het stadje uit te rijden en direct linksaf. Geen oponthoud, geen stops, direct beginnen aan het avontuur. We hadden er zin in.
De weg was recht en vlak. De airco hield ons koel, de stemming was goed. Ik had uitgevonden dat de huurauto niet begrensd was als ik de reservesleutel gebruikte. Het asfalt vloog onder onze banden. Links en rechts van ons strekte de vlakte zich uit met alleen eindeloze stenen en vale bosjes. De weg voor ons liep tot aan de bergen aan de horizon. Om ons heen totale leegte: geen huizen, geen auto’s, geen mensen, helemaal niks. Ook geen tankstations.
De twijfel
De vorige dag waren we na een lange rit vermoeid aangekomen in het hotel. We hadden de Ford Mustang niet meer volgetankt. Toen we ’s ochtends het stadje uitreden, hadden we geen tankstation gezien. De tank van de Mustang was niet vol, maar dat maakte niet uit. We waren immers op weg naar een tankstation voor die geweldige foto?
Terwijl ik de Mustang de sporen gaf, klonk er een stemmetje in mijn hoofd, dat langzaam luider werd. Is dit eigenlijk wel dezelfde weg naar Death Valley als tijdens de reis een paar jaar eerder? Komen we dat tankstation wel tegen? Hoe ver is het eigenlijk? Is dat tankstation van jaren eerder er nog wel?
Mijn vrouw naast me had al snel door dat er iets was. Ik vertelde over het brandstofniveau. Het bleef daarna nog even stil, maar toen kwam uiteindelijk die gevreesde vraag: “Je hebt toch wel gecontroleerd of dat tankstation daar is, toch?”
Het lampje
We bereikten de bergen die Death Valley omringen. De weg begon te stijgen, net als de temperatuur. Borden langs de weg raadden ons aan om op hellingen de airco uit te zetten om de motor te sparen. Toch was het niet het uitzetten van de airco die mijn temperatuur deed stijgen. Nee, dat kwam door het wijzertje van de benzinemeter. En toen… Het lampje.
Het brandstoflampje van de Mustang was gaan branden.
In complete stilte reden we verder. De temperatuur liep op, de snelheid daalde om benzine te sparen. Het oranje lampje op mijn dashboard brandde een gat in mijn ziel. Ik durfde niet opzij te kijken. Ik wist wat voor blik ik zou ontmoeten als ik dat deed. Allerlei scenario’s schoten door mijn hoofd. De hele reis was tot in de details voorbereid, behalve dit. Wat als dat tankstation er niet is? Hoeveel kilometer hebben we nog over? Wat als we zonder benzine in de woestijn komen te staan?
Gewoon doorrijden en hopen op de goede afloop, meer kon ik niet doen.
De foto
Ineens stond er een bord langs de weg. ‘Panamint Springs, motel, gas station’ stond erop. Een last zo zwaar als een mammoettanker viel van mijn schouders. “Zie je wel,” sprak ik alsof ik niet anders verwachtte. Mijn vrouw wist dat ik deed alsof.
Even later parkeerde ik met een diepe zucht de blauwe Ford Mustang onder de eenzame overkapping van het tankstation. “Kijk eens hoe mooi,” durfde ik nog te zeggen. Later leerde ik dat de benzine hier het duurst is van alle tankstations in de wijde omgeving. Het kon me niet schelen. Ik heb de Ford Mustang tot de laatste druppel volgetankt.
In het fotoboek prijkt een foto van mij bij dat eenzame tankstation uitkijkend over Death Valley. Een mooie autofoto en een mooie herinnering aan die blauwe Mustang, aan de toffe locatie en aan het deukje in mijn ego.
Bedankt!
Wat een prachtig verhaal Maarten!