In 2017 een automerk oprichten en binnen 6 jaar je tweede model op de markt brengen. Aiways doet het gewoon. Het is geen geplaveide weg gebleken, maar ze hebben onderhand meer bereikt dan anderen. Merken zoals Sono en Lightyear hebben nooit hun conceptcar tot serieproductie kunnen brengen. Aiways bracht in 2020 de U5 op de markt en nu in 2023 is het tijd voor de U6. Wij reden hem alvast in Lissabon om te bepalen hoe ver Aiways in hun ontwikkeling is.
Sterktes | Zwaktes |
+ Uiterlijk | – Vering bij lage snelheid |
+ Ruimte | – Geen one-pedal drive |
+ Afwerking + automaathendel | – Prijs mag lager |
Wat is de Aiways U6? Geen Volkswagen tactiek
Aiways past in ieder geval niet de Volkswagen tactiek toe als met de ID.4. Maak er een variant van met een aflopende daklijn en geef hem een nieuwe naam, de ID.5. De Aiways U6 deelt namelijk weinig onderdelen met zijn U5 broer. De wielbasis is wel bij beide gelijk met 2,8 meter in lengte, waardoor veel binnenruimte gegarandeerd is. Het accupakket is met 63 kWh ook gelijk, wat hem door de betere stroomlijn, maar ook de toepassing van efficiëntere elektromotoren een betere actieradius geeft. Op papier heeft de U5 een 10 kilometer grotere actieradius, maar in de praktijk blijkt het verbruik van de U6 toch een 25/30% beter. Dus in de praktijk komt hij verder dan op papier.
Verder is de U6 aan alle kanten groter uitgevallen dan de U5, waardoor je toch wel over een ander model mag spreken. De bagageruimte is dan ook met 472 liter 40 liter groter dan de U5. Iets wat normaliter niet het geval is bij een sportiever uitziend model ten opzichte van een SUV/stationwagon.
Waar de U5 met een slechte voorbereiding aan de wedstrijd begon, hij kan maar met 1-fase opladen bij een thuis- of openbare laadpaal (3,7 kW in de praktijk). Wordt de U6 gelijk geleverd met 3-fasen 11 kW, iets wat bij de 2022 modeljaren U5 ook het geval is. Snelladen wordt in Europa vertaald als redelijk snelladen. Met 90 kW voor een nieuw model loop je eerder achteraan mee in de fanfare, dan voorop. Je moet je namelijk wel realiseren dat het geen klein accupakket is wat je vult, 63 kWh. Het voordeel is wel dat je minder vaak hoeft op te laden met een actieradius van 400 km.
Dat hij groter is en betere specificaties heeft zie je ook terug in de prijs van een kleine 50.000 euro. Waar je de U5 al kan kopen voor iets meer dan 40.000 euro. Maar je krijgt dan wel 10 pk meer, een grotere praktijkactieradius en stoerder uiterlijk.
Want waar je hem nog meer voor koopt is zijn extravagante uiterlijk, die in de communicatiekleur geel nog het beste tot zijn recht komt. Hij ziet er zo solide uit, als een tank en voelt ook zo aan. Zijn afwerking is van goed niveau. Van enige speelsheid is qua rij-eigenschappen weinig te merken. Het hoge gewicht geeft stabiliteit en geen agiliteit. Eerder wat stuiterigheid.
Hoe rijdt de U6?
Opvallend goed. De U6 rijdt namelijk sportief, niet iedereen is daar fan van, maar het past wel bij zijn uiterlijk. Jammer genoeg kan het onderstel niet naar andere bestuurderswensen aangepast worden met een andere comfort-stand. Het onderstel is dusdanig afgesteld dat een verkeersdrempel met max 30 km/u genomen kan worden. Bochten kunnen stukken sneller genomen worden, waarbij je je moet realiseren dat hij makkelijker een bocht neemt dan dat hij er vierkant uit ziet. Rondere carrosserievormen hadden hem ook goed gestaan.
Ondanks dat het menu vele instelmogelijkheden heeft, was een sterke regeneratiestand niet beschikbaar. Dat terwijl wel één stand, de Pedal-stand is. Wat in feite een two-pedal drive stand is. Dus nog gewoon je rempedaal bedienen om af te remmen en ingedrukt houden voor het stoplicht. Op zijn Mercedes’ kun je het rempedaal even doordrukken en dan gaat de auto-hold stand aan.
Sterke punten
Zijn uiterlijk is misschien wel zijn sterkste USP. Het is een koppendraaier van jewelste. En dan vooral in onze gele testautokleur. Hij heeft net als de Polestar 2, en heel vroeger de Audi TT, heel wat conceptcar trekjes. Dat is heel fijn in een tijd van druppelvormige sedan’s waar veel elektrische autobouwers van houden. De cW-waarde van de U6 is trouwens minder dan 0,25, wat knap is.
Net als de U5 is zijn ruimteaanbod meer dan prima in orde. Een kleine 500 liter bagageruimte en achterin raak ik met mijn 1,85 niet het dak. Collega met 1,9 meter ook niet. De benen met ruim twee vuisten beenruimte over. Een extra opbergruimte onder de grote motorkap is jammerlijk niet aanwezig. Een standaard warmtepomp gelukkig wel.
De afwerking is goed voor dit niveau auto, al is aardig kwistig met hard plastic gestrooid. Doordat het in een wit/grijze tint uitgevoerd is is het niet storend. Zijn versnellingshandel, de halter op de middenconsole, is een leuke gimmick. Draai er aan en je verandert de automaatstand. De eerste U6-en worden met dit wit/zwart/rode interieur uitgerust. Later volgen simpele grijstinten.
Zwakke punten
De harde vering en vooral in combinatie met korte veeruitslagen voor verkeersdrempels maken het niet tot een comfortabele bolide. Dat merk je vooral bij lagere snelheden en op het moment dat het wegdek slechter is. Op het gladde Nederlandse asfalt is geen vuiltje aan de lucht.
Het niet kunnen regenereren of überhaupt het kunnen instellen ervan, is wel een gemis. Voor een fabrikant die jaren geleden al een EV op de markt bracht en geen ICE-ervaring heeft, mag je andere verwachtingen hebben.
Met zijn prijs van bijna 48.000 euro krijg je een volgeladen auto. Alles er op en er aan, maar dat is niet wat wij willen. Wij willen kunnen kiezen. Liever een goedkopere auto (lees: minder bijtelling) en dan toch zo stoer rondrijden.
Conclusie rijtest Aiways U6
In het concurrentieveld van de sportieve vierdeurs coupes, Volkswagen ID.5, Enyaq Coupe, Volvo C40 sla je geen modderfiguur. De afwerking is goed, net als zijn ruimte. Zijn elektrische specificaties zijn in orde op de DC laadsnelheid na. Maar als je vooral een auto wilt die de buurman of je collega niet heeft, dan moet je voor de U6 gaan. Prima elektrische auto met vééél binnenruimte, die een steekje laat liggen qua one-pedal drive. Als ze hem nu ook nog wat minder luxe maken en dan onder de 45.000 euro kunnen krijgen, dan doet de staat via SEPP ook nog eens met 2.950 euro een duit in het zakje. Op dat moment heb je naast zijn uiterlijk en ruimte een extra USP op de stoep staan.